22 december 2022

Geschenk

Mijn naam is Yrina.
Misschien ken je me. Misschien ook niet.
Ik ging gewoon naar school, net als jullie. Ik had een fijn leven!
Tot die ene ochtend, in februari 2022. Er klonk een vreemd, diep, aanzwellend geluid, dat dichterbij leek te komen. Daarna een klap. De ruiten van mijn kamer vlogen uit de sponningen. Het leek of ons hele huis door elkaar werd geschud. Ik gilde en hoorde tegelijkertijd mijn moeder schreeuwen: ‘Yrinááááá!’

Vanaf dat moment werd alles anders. We renden naar buiten en zagen dat een aantal gebouwen, vlak bij ons huis, waren ingestort. Er was brand. Er klonken sirenes. Mensen renden huilend over straat, de handen over de oren. Mijn vader bracht ons met de auto naar het huis van familie, een uur verderop. Zij hadden een kelder. We bleven er dagen, weken.

Ik kan wel proberen je te vertellen wat er allemaal is gebeurd tussen toen en nu, maar dan wordt het een boek. Mijn vader moest gaan vechten. Met nog heel veel andere mannen. Ik heb zo gehuild toen hij wegging, want ik wist niet of ik hem ooit nog terug zou zien. Ik kon hem niet laten gaan, maar hij maakte voorzichtig mijn handen los van zijn middel en stapte in een oud busje. Ik zwaaide tot ik niets meer zag. Maar ik zag al niets meer door de tranen.

Voor hij wegging had mijn vader geregeld dat ik met mijn moeder het land uit kon gaan, de grens over. Mijn moeder was zwanger. We gingen in een bus, later met verschillende auto’s. Soms zagen we onderweg stukgeschoten gebouwen. Ingestorte huizen. Ik ga niet vertellen wat ik allemaal heb gezien. Hoe lang het duurde. Hoe bang ik was. Maar we kwamen uiteindelijk in Nederland. In een dorpje met de naam Twello. Er was een gezin waar ik met mijn moeder mocht blijven. Ze hebben twee jongens van 16 en 18 jaar. We hadden een eigen kamer! We hielpen zoveel we konden met boodschappen doen en het huis netjes houden. Ik wandelde met Jack, de hond.

We probeerden contact te krijgen met familie in de stad waar we woonden. Soms lukte dat. Soms niet. Ik wist niet hoe het met mijn vader was. Of hij nog leefde. Mijn opa en oma.

Het werd zomer en het leek beter te gaan. Mijn vader leefde nog! Onze soldaten waren teruggekomen in de stad waar ik woon! Misschien konden we weer naar huis!

Mijn moeder wilde graag de baby krijgen in onze thuisstad, ons eigen ziekenhuis.

Maar toen hoorden we op een dag dat er vlak naast het ziekenhuis een bom was gevallen. Het kon niet, het was nog niet veilig. En ik moest naar school. In de zomervakantie gingen we mee met het gezin waar we verblijven. Ik leerde zeilen. Zwom in zee.

Na de vakantie ging ik hier, in het dorp Twello, naar school. Het is een mooi gebouw met veel kleuren. Het maakt je een beetje vrolijker. Ik ging naar de eerste klas, een ‘brugklas’ noemen ze het hier. Ik leerde mijn klasgenoten kennen. We gingen al snel op schoolkamp. Ik maakte veel vrienden. Leerde snel Nederlands. Maar Engels kunnen ze hier ook goed. We hadden een project: ‘Dit ben ik’. Ik maakte een tijdschrift over mezelf. Met een echte coverfoto. We gingen bij elkaar thuis kijken, samen eten, soms zelfs logeren. Dat heette ‘Puberruil’. Het hielp me om iedereen snel te leren kennen. De docenten zijn aardig en vrolijk en nemen de tijd om met me te praten wanneer het even niet zo goed gaat. De lessen zijn leuk en afwisselend. Ik kan aan sport doen en aan theater. Dat laatste helpt me ook om mijn gevoel te uiten.

Pasgeleden gingen we met school met de trein naar het vliegveld van Nederland, Schiphol. Het hoorde bij een nieuw project: ‘Over de grens’. We zagen daar honderden reizigers. Die voor hun plezier of voor hun werk over grenzen gaan. Met het vliegtuig. De vliegtuigen die over mijn land en mijn stad vliegen zag ik er gelukkig niet. Want dan had ik niet willen blijven. We mochten een piloot interviewen. En op het panoramadak kijken, waar je vliegtuigen kon zien opstijgen. Ik zag er eentje gaan, in felle kleuren. Ik droomde even weg en dacht ik mee zou willen vliegen, terug naar mijn land en dat alles weer helemaal goed zou zijn. Zoals het was. Maar misschien wordt het nooit meer zoals het was.

Op een andere dag hingen er allemaal gekleurde vlaggen en slingers in de school. Regenboogkleuren en ook veel paars. Ik werd er wel weer een beetje blij van. Ik vroeg aan mijn beste schoolvriendin waar het voor was. Ze zei: ‘Iets met dat iedereen gelijk is of zo. Dat je niet moet discrimineren’.

Wat zou dat mooi zijn. Als dat zo was, had ik niet hoeven vluchten. Dan was mijn stad nog heel. Was mijn vader geen soldaat, maar weer gewoon leraar.

We hadden ook nog een kerstmarkt. Je mocht zelf lekkere dingen maken en verkopen. Het was heel erg druk en gezellig! Er kwamen vaders en moeders, soms met kindjes op hun arm, opa’s en oma’s, broers en zussen van mijn medeleerlingen. Mijn moeder kwam ook kijken! De opbrengst was voor een goed doel: ‘Het vergeten kind’. Nee, het ging niet over mij! Want ik voel me helemaal niet vergeten. Ik voel me gezien. Hier in dit land, in dit dorpje. Op deze school.

O ja, intussen is mijn kleine zusje hier geboren! Ze heet ‘Daryna’. Dat betekent: ‘geschenk’. Mijn vader kwam een paar dagen hier! Ik was zo gelukkig!

Maar nu is hij weer terug naar daar. Het wordt winter. Er is soms geen stroom. Geen gas, geen warmte. Ze schieten nog steeds onze huizen en andere gebouwen stuk. Waarom? Omdat iemand vindt dat we niet onszelf mogen zijn.

Misschien moeten alle landen dezelfde vlag krijgen. Die met die regenboog bijvoorbeeld.

Het is bijna Kerst.

Maar nog lang geen vrede.

Geniet maar van die leuke school hier. Jullie boffen.

Naar school gaan, jezelf mogen zijn, leven in vrede en vrijheid:

Het is een geschenk.

Fijne kerstdagen en een mooi 2023!

Misschien heb je me gezien. Misschien ook niet.
Yrina (mijn naam betekent: ‘vrouw van vrede’)