15 februari 2018
Bert Jansen laat u de sfeer proeven op het Veluws College Twello. In deze blog schrijft Bert, docent Nederlands en maatschappijleer op deze middelbare school, over ontroerende, grappige of confronterende belevenissen, vaak gekoppeld aan de actualiteit.
15 februari 2018
Ik kan het nét niet over mijn hart verkrijgen om deze blog te beginnen met: ‘Hallo allemaal, wat fijn dat u er bent’, maar feit is dat de serie ‘De luizenmoeder’ een enorme hit is. Terwijl half Nederland dubbel van het lachen voor de tv hangt, en ‘het lied’ zingt, vragen de kijkcijferdeskundigen zich af hoe het toch kómt dat de serie zo’n succes is.
Eén theorie is dat ‘we’ het zo ‘lekker’ vinden dat er gewoon weer eens foute grappen worden gemaakt in een tijd waarin je ieder woord op een goudschaaltje lijkt te moeten wegen. Eigenlijk zijn het niet eens grappen. Je laat je personages gewoon heel serieus dingen zeggen waarvan je (als scenarioschrijver) wel weet dat ze nogal lomp of verkeerd geplaatst zijn, maar ja… het zijn typetjes hé? Fictieve personen, acteurs die een rol spelen en dan mág dat! En dan mag je er ook gewoon lekker om lachen. Een andere theorie is dat het juist allemaal zo herkenbaar is, want het gaat over onderwijs, ouders, leerkrachten en daar hebben we tenslotte allemaal, in welke rol dan ook, wel mee te maken (gehad). Ik durf het als ouder en ex-basisschoolleerkracht bijna niet te zeggen, maar er is nog best verontrustend veel waar aan de serie. Leerkrachten die ouders net zo aanspreken als hun klasje, maar die ook, ondanks de nodige privéproblemen of weer een nieuw losgetrokken blik goedbedoelde onderwijsvernieuwingen altijd maar weer lachend in de deuropening staan. Gezeur over lief-en leedbijdragen, sinterklaasvieringen, luizenprotocollen, bedenkelijke relaties op de werkvloer, de schoolpleinroddels, ouders die maar blijven zwaaien of hangen na de bel. En dan was er die aflevering over het tienminutengesprek. Wie ooit bedacht heeft dat zo’n gesprek maar tien minuten mag duren mag Joost weten, maar het moet iemand zijn geweest die z’n werk al heel lang niet meer leuk vond en bij ieder stel ouders dat binnenkwam maar één ding dacht:
Ik. Wil. Naar. Huis.
Eenmaal in dit systeem geperst moet je je er als leerkracht wel aan houden, want loop je uit, dan breng je je collega’s én het hele tienminutengesprekkentsunamirooster in de war. Ik spreek uit ervaring, want ik ben een beruchte uitloper. Bij mij ontstaan tussen wachtende ouders naast mijn lokaal spontane vriendschappen, komen exen weer bij elkaar, wordt er gegokt, haalt iemand z’n sjoelbak, gitaar, kortom, complete buurtfeesten worden er gehouden. Om te zorgen dat de ouders na een minuut of negenenhalf écht het idee krijgen dat het gesprek afgelopen is ga je als docent woorden gebruiken als: ‘Nou! Goed! Dus! Kortom, afrondend, ách, het is alweer…, we zien elkaar gauw!’
Alvast half opstaan, zelf naar de deur schuifelen, de deur óóóópenzwááááien, jassen aanreiken, ach, u weet het wel…
Een andere manier is de kookwekker Schel snerpend doorkruist dit apparaat meedogenloos zinnen als: ‘Wat we ook nog even w…’ ‘Mijn man en ik hebben besloten uit…’ ‘Kunt u mij trouwens uitleggen waarom u altijd…’ TRRRRRRIIIIIIIINGGGGG!!!!
Bij ons is er één heel grote kookwekker, genaamd De Bel. Zelfde idee, maar dan iets centraler en een soort ‘Central Twello Time’.
In die aflevering over het tienminutengesprek ging het over de ‘Glansmethode’. Ouders laten praten, zelf alleen maar luisteren. ‘Laat ze maar glanzen.’
Ik zie twee mogelijke scenario’s:
We gaan ze weer houden deze week, de tienminutengesprekken. Ik ga m’n best doen, maar neem uw sjoelbak of muziekinstrument mee.
Mijn welkomstliedje is: ‘Hallo allemaal/wat fijn dat u er bent/bent u nog maar net hier/of ’t wachten al gewend/ ga een potje sjoelen/of kook een potje snert/het kan wel ff duren, want mijn naam is Bert…’