27 maart 2017

Groepswerkdruk

Eens in de zoveel tijd krijg je er op school weer eentje:
een groepsopdracht. Oftewel, met een groepje komen
tot een gezamenlijk resultaat, een eindproduct.
Dat kan heel leuk zijn, maar ook heel irritant.
Het begint al met het vormen van de groepjes in
kwestie. Beslist de docent over de samenstelling ervan en
zo ja, hoe doet hij of zij dat dan? Lootjes trekken?
Random nummeren? Een digitale namenbingomolen
gebruiken waar volkomen willekeurige groepjes uit rollen?
Je kunt dan als enige jongen in een meisjesgroepje zitten. Soms heb je dan juist
niet te klagen, want met een beetje geluk zeggen de dames: ‘Bemoei jij je er
maar niet te veel mee, dan komt het wel goed…!’ En voor een charmante glimlach
en een traktatie in de pauze willen ze misschien ook nog wel net doen of jij ook
keihard hebt meegewerkt en staat jouw naam gewoon bij de aftiteling van de
presentatie. Heb je minder geluk, dan gaan de dames op hun strepen staan en
confronteren jou keihard met je nonchalante insteek, je gebrek aan talent voor
plannen en inzet en slaap je niet meer tot de dag van de presentatie. Zit je als
enige meisje in een jongensgroep dan word je met een beetje geluk in de watten
gelegd, maar moet je niet zeuren over de kwaliteit. Óf je wordt in de watten
gelegd op voorwaarde dat jij bijna alles doet. Ik realiseer me dat hierboven het
beeld van jongens en meisjes nogal bevooroordeeld en stereotype is.
Sorry, maar ik ben ook (maar) een jongen… De leerlingen zélf groepjes laten
maken dan maar? Goed idee! Hoef jij dáár als docent niet over na te denken,
maar… het levert vaak erg gezellige vriendenclubjes op, die halverwege
ontdekken dat ze met die gezelligheid niet tot iets productiefs komen. Tenzij het
nu juist weer erg productieve vriendengroepjes zijn. Bovendien blijven er vaak
een paar leerlingen over die nergens bij gevraagd zijn en uiteindelijk nog ergens
als een soort asielzoeker worden gedoogd met een: ‘Oké, dan nemen WIJ die er
wel bij…’ Pedagogisch volkomen onverantwoord natuurlijk. Soms kun je proberen
leerlingen individueel onderwerpen te laten bedenken en dan diegenen die
voor hetzelfde onderwerp belangstelling hebben elkaar laten opzoeken. ‘We’ zijn
geneigd éérst een leuk groepje te maken en dan komt dat onderwerp daarna
wel. Met ‘we’ bedoel ik dat dit mensen eigen is, docenten net zo goed. Kijken naar
kwaliteiten is ook een mooi instrument. Laat leerlingen eerst eens van elkaar én
zichzelf eens hun kwaliteiten opschrijven. Op grond daarvan kun je dan mooie
groepjes maken met een planner, een praktisch handelaar, een creatieve dromer,
een ICT ’er, enz. Je kunt dan van elkaars kwaliteiten gebruik maken én van
elkaar leren. Elkaar aanspreken op gedrag en inzet is natuurlijk ook belangrijk.
Evenals een evaluatiegesprek. Hoe ging het? Wat vond je van je eigen rol en die
van je groepsleden? Je als enige verantwoordelijk voelen en tot diep in de nacht
doorwerken om er nog iets aan te redden kan ook niet de bedoeling zijn.
Deze weken wordt er hard gewerkt aan de vorming van een nieuw kabinet.
Dat wordt nog een hele klus. Wie mag straks wáár iets over zeggen?
Kijken we naar kwaliteit of trekt iemand een ministerie uit een pot met lootjes?
’Ónderwijs! Wat leeuuuk!’ Wie ben IK dat IK dit mag gaan doen? Of wil er nog
iemand ruilen? Nee? Dan houd ik ‘m!’ Tip voor de aanstaande staatssecretaris
van onderwijs: stamp zelf nog ff die tafels erin, want voor je ’t weet sta je op
tv te stotteren over het antwoord op de vraag hoeveel 8×17 is…Deze week weer
toetsweek. Het tegenovergestelde van groepswerk. Oké, toch nog even een
tip voor wanneer je betrapt wordt op spieken: ‘Oh sorry, ik dacht dat ’t een
groepsopdracht was…!’
Succes maar weer!
Bert Jansen
Docent VC Twello